LEGERORDERS 1928
No. 186
Ministerieele beschikking van 15 Juni 1928, IIIde Afd., nr. 30.
Eereteeken voor het deelnemen aan belangrijke krijgsverrichtingen.
De Minister van Oorlog,
Gezien het Koninklijk Besluit van 22 Mei 1928, nr. 36, aldus luidende:
WIJ WILHELMINA, BIJ DE GRATIE GODS, KONINGIN DER NEDERLANDEN, PRINSES VAN ORANJE-NASSAU, ENZ., ENZ., ENZ.
Op de voordracht van Onzen Minister van Koloniën van 16 Mei 1928, Kabinet Letter L 8;
Gezien het Koninklijk besluit van 19 Februari 1869 (Nederlandsch Staatsblad nr. 24, Indisch Staatsblad nr. 41) tot instelling van een algemeen eereteeken voor belangrijke krijgsverrichtingen;
Overwegende, dat als zoodanig zijn aan te merken de krijgsverrichtingen in de afdeeling Westkust van Atjeh
a. van en met 22 October 1925 tot en met 31 December 1925 in de onderhoorigheden Bakongan van het landschap Kloeët;
b. van en met 1 Maart 1926 tot en met 31 December 1927 in de tijdelijke onderafdeeling Zuidelijke Atjehsche landschappen, en
c. van en met 12 September 1926 tot en met 31 December 1927 in de onderafdeeling Tapa Toean;
en willende een bewijs geven van Onze hooge tevredenheid over de houding van allen, die aan deze krijgsverrichtingen hebben deelgenomen;
Hebben goedgevonden en verstaan:
te bepalen, dat het hoogerbedoelde eereteeken wordt toegekend aan allen, die aan de sub a tot en met c hiervoren bedoelde krijgsverrichtingen hebben deelgenomen, zullende de ter zake uit te reiken gesp het opschrift dragen:
"W.kust Atjeh 1925-1927".
Onze Minister van Koloniën is belast met de uitvoering van dit besluit, waarvan afschrift zal worden gezonden aan Onzen Minister van Oorlog, aan den Kanselier der Nederlansche Orden en aan de Algemeene Rekenkamer.
Het Loo, den 22 Mei 1928.
WILHELMINA.
De Minister van Koloniën,
KONINGSBERGER.
Brengt voorschreven Koninklijk Besluit door deze ter kennis van de Landmacht;
En heeft goedgevonden, tevens te bepalen, dat door de daarbij betrokken autoriteiten aan het Departement van Oorlog - onder overlegging van extracten-stamboek - opgave zal behooren te worden gedaan van de officieren en mindere militairen onder hunnen bevelen, die in de termen verkeeren van het bepaalde bij vorenaangehaald Besluit.